Het duurde even voordat Snoeijink voor de eerste keer in aanraking kwam met het wielrennen. Net als veel andere jonge jongens ging hij eerst bij gymnastiek en vervolgens bij de plaatselijke voetbalvereniging DOS’19 (inmiddels SDC’12). Hij speelde zijn wedstrijden als keeper. „Ik was een dun mannetje en we speelden nog met leren ballen. Die werden loodzwaar als het regende, soms schoten ze me met bal en al in het doel.”
Via zijn vriend Jos Kuiper, de broer van Hennie, kwam Snoeijink in aanraking met de wielersport. Een groepje renners uit Denekamp deed destijds mee aan de Tour de Junior in Achterveld, een zesdaagse voor jeugdige renners tot vijftien jaar. Snoeijink wist: dit wil ik ook. „Maar ik mocht eerst niet van mijn ouders. Wielrennen zou niet de juiste sport voor me zijn. Na een periode van flink zeuren mocht ik mijn eerste fiets kopen.”
Ketting
Na wat kleine wedstrijden in de regio, in plaatsen als Lattrop en De Lutte, deed Snoeijink een jaar later voor het eerst mee aan de Tour de Junior. Na een periode van ‘opstarten’, begon hij in zijn derde jaar als renner op stoom te komen. Zijn goede prestaties en overwinningen vielen op. Hij kon zich bij de sponsorploeg van Ton Ketting voegen, een handelaar in luxe koperwaren uit Didam. Hier kreeg Snoeijink kleding, een fiets, trainings- en wedstrijdprogramma's en er waren premies te verdienen.
Naast de bescheiden geldprijzen, kreeg je als winnaar vaak een prijs van de sponsor van de koers. „Je kon van alles en nog wat verdienen”, vertelt Snoeijink. „In de ronde van Winterswijk kreeg ik een pakketje, dat heb ik thuis opengemaakt. Daar zat lingerie in.”
„Toen een familielid jarig was, heb ik die ingepakt en weggegeven als ludiek cadeau. Tijdens een andere ronde kreeg ik twee sloffen Caballero-sigaretten. Had ik niets aan, want ik rookte niet. En weer ergens anders won ik een pond paling...”
Bijzondere prijzen
Tijdens de koersen in Duitsland won Snoeijink leuke prijzen. „In Neurenberg een auto, een Alfa Romeo. Je kreeg de keuze: de auto houden, of deze terugbrengen naar de garage in ruil voor een mooie som geld. Dat laatste heb ik gedaan. Stadtlohn was een andere ronde die bekendstond om de mooie prijzen. Hennie Kuiper won daar een keer een volledige inrichting voor een slaapkamer. En ik een grote kamerkast van wel 8 meter lang. Niet veel later won ik in Tecklenburg een grote rol tapijt. Ik moest er met een pick-up naartoe om het op te halen.”
In die tijd werd Snoeijink getraind door Broer Oude Keizer, een oud-beroepsrenner op de baan. Samen met Hennie Kuiper en Tonnie Bruns ging hij iedere woensdagmiddag met de fiets door de regio. „Oude Keizer heeft ons in 1971 en 1972 Spartaanse trainingen opgelegd. Iedere woensdag tien sprints van 200 meter achter elkaar, met maximaal een minuutje ertussen. En dan drie van die series, we werden er kotsmisselijk van.”
Olympisch jaar
Het zware trainingsregime mocht dan wel loodzwaar zijn, het hielp wel. Snoeijink is ervan overtuigd dat het heeft bijgedragen aan de olympische titel van Hennie Kuiper in München, in 1972. „Maar voor de Spelen van dat jaar kwam de olympische ploeg eerst nog naar de Ronde van Denekamp, als voorbereiding. Met als doel: zorgen dat Kuiper zou winnen.”
Toen Kuiper een ronde of tien voor de finish wegsprong, samen met zijn ploeggenoot Cees Priem, wist Snoeijink meteen: volgen. „Toen Kuiper in de laatste ronde demarreerde, greep Priem me bij mijn shirt. Toen ik het aan de andere kant probeerde, flikte hij het nog een keer. Kuiper lag al zo’n 75 meter voor. Ik was zó kwaad, zat vol adrenaline. Ik ging vol in de achtervolging en net voor de laatste bocht ging ik Kuiper voorbij. Ik bleef hem voor en won.”
Het was de eerste van de uiteindelijk elf overwinningen voor Snoeijink in zijn geboortedorp. „Ik vind zelf dat ik twaalf keer heb gewonnen, maar na één editie werd ik twee uur na afloop gediskwalificeerd. Ze dachten dat ik iemand de strobalen in had gedrukt, maar ik had niemand aangeraakt. Op basis van getuigenverklaringen, van renners die het mij niet gunden, werd ik gediskwalificeerd.”
Ronde van Overijssel
Naast de Ronde van Denekamp, deed Snoeijink ook graag mee aan de Ronde van Overijssel. „Die heb ik twee keer gewonnen, in 1978 en 1980. Dit hadden er drie moeten zijn, maar Jan Feiken greep me bij de sprint in 1979 bij mijn shirt. Hij werd gediskwalificeerd, maar daar had ik toen niets meer aan.”
Maar met zijn 365 overwinningen mag Snoeijink niet klagen. Tot op de dag van vandaag pakt hij nog bijna iedere dag de wielrenfiets. „Behalve als de temperatuur onder de 8 graden ligt, dan pak ik mijn gewone fiets voor een rondje.”